Domgelui

Het klokkenbezit van de 112 meter hoge Utrechtse Domtoren bestaat, naast het klokkenspel (50 klokken), uit een gelui van 14 klokken. Deze luidklokken hangen op een hoogte van ongeveer 50 meter. De zes zwaarste en één lichtere klok zijn in 1505/1506 gegoten door de Kamper klokkengieter Geert van Wou. Hij goot een diatonische reeks van dertien luidklokken voor de Domtoren. In 1664 echter zijn de zeven kleinste klokken van het enorme gelui in de smeltkroes verdwenen om als betaling te dienen voor het huidige carillon.

In 1982 zijn deze verdwenen klokken dankzij een actie, gevoerd door de Utrechtse Klokkenspel Vereniging en Utrechts Klokkenluiders Gilde, opnieuw gegoten door de firma Eijsbouts uit Asten. Het veertiende klokje heeft een onbekende oorsprong. Hoewel in de zestiende eeuw het zuiver stemmen van klokken nog niet werd toegepast, is in de klokkenreeks duidelijk een diatonische toonladder te herkennen met de toon Fis (als do). Tegenwoordig worden de meeste klokken elektrisch geluid, maar het Domgelui wordt nog steeds handmatig geluid. Dat wil zeggen, dat voor het luiden op een hoogtijdag ongeveer 32.000 kg brons in zwaaiende beweging moet worden gebracht. Sinds 1979 wordt dit verzorgd door het Utrechts Klokkenluiders Gilde.